maart 2013
Ik ben in de (on?)gelukkige omstandigheid dat ik een dochter heb die aan topsport doet.
Vandaag zit ik van 7:15u. tot 22:30u. op een houten bankje in een sporthal naar trampolinespringen te kijken. Er gaat veel aandacht, tijd en geld naar de sportster. Ze traint 12 uur per week, en heeft nauwelijks tijd voor vriendinnen buiten schooltijd. Wat betekent dat? Waarom doet een mens zulks? Welke behoefte stuurt dit veld? Voor mijn dochter? Wat brengt het haar? Voor mij, die gaat kijken? Valt dit nog onder de categorie ‘ontspanning’?
Laten we eerst eens kijken naar mijn dochter. Aan de oppervlakte zou je kunnen denken: als je ergens goed in bent, krijg je waardering en als je erg goed bent (Nederlands Kampioen in dit geval) ook een zekere status. Dat alles speelt ongetwijfeld een rol, maar gelukkig is er meer aan de hand. Ten eerste: mijn dochter is onderdeel van een gemeenschap. Wanneer ik zie hoe zij zich een plek verwerft bij haar clubgenoten, ben ik onder de indruk. Qua leeftijd (14) valt ze tussen wal en schip: ze wil niet bij de ‘kleintjes’ (tot 13 jaar) horen, maar mag ook nog niet meedoen met het uitgaansleven van de ‘groteren’ (16-20). Toch weet ze het voor elkaar te krijgen dat ze door alle clubgenoten steeds opnieuw wordt gevraagd om mee te doen, erbij te komen. Kortom, ze hoort er echt bij. Hoewel een puber van 14 daar regelmatig ernstig aan twijfelt, maar dat is evident. Dat is juist het proces. De topsport helpt daarbij: door zichzelf steeds te ontwikkelen, nieuwe dingen aan te leren, daar over met anderen te communiceren, aangemoedigd te worden, geknuffeld te worden als het is gelukt en ook als het is mislukt, dat is een wereld op zich. Men deelt een gezamenlijk doel: het toewerken naar wedstrijden, waar iedereen dan zo goed mogelijk uit de bus wil komen. Daarmee is ze onderdeel van het geheel van haar eigen club. En deze is weer onderdeel van een groter geheel: de trampolinespringers van Nederland, en inmiddels zelfs van de wereld. Na een aantal jaren te hebben meegedraaid, kennen ze elkaar. Ook met springers van andere clubs wordt meegeleefd en geknuffeld. Er wordt gelachen en gehuild, men ziet elkaar, men leeft mee.
Hiermee heb ik ook al een tweede aspect genoemd: ontwikkeling. Ook een behoefte van elk mens. Steeds iets nieuws leren, elke keer opnieuw een uitdaging aan jezelf, je eigen grenzen verleggen, letterlijk en figuurlijk.
Ten derde, daarmee samenhangend, maar op zichzelf misschien nog veel belangrijker: focus. Wanneer ze aan het trainen is, weet ze precies wat haar te doen staat. Er is geen twijfel, en er is geen keuze. Doen wat de trainer zegt, het vaste programma van de training afwerken. Oefenen, oefenen, en nog eens oefenen. Het zijn denk ik de enige uren dat haar telefoon en laptop niet op de één of andere manier aanwezig zijn. Geen afleiding. Focus, dus rust in je hoofd. Voor mijn dochter is dat een weldaad. Want op andere momenten zit haar hoofd vol met alle perikelen waar een puber mee te maken heeft: school, huiswerk, vrienden, vriendje, en vooral: waar moet ik nu mijn aandacht op richten? Wat heeft prioriteit? Bij haar loopt alles door elkaar. Maar niet tijdens het sporten: alles is duidelijk, gericht op dat ene moment: de wedstrijd. Die duurt bij een trampolinewedstrijd bij elkaar maximaal drie keer 15 seconden. Daarin moet het gebeuren. En trampolinespringen is een harde sport: één fout en het is over, klaar, uit. Alles moet kloppen, elke beweging, elke spierspanning heeft invloed.
En ik? Ik ben trots op mijn dochter, die hierin haar proces gaat, met alle ups en downs, die haar steeds sterker maken als persoon. En een dagje sporthal is lekker weg van alle verantwoordelijkheden die het ‘gewone’ leven met zich mee brengt. Samen met andere ouders, die net als ik meeleven met hun kinderen, met tussen de wedstrijden door alle tijd voor een goed gesprek. Want ook ík ben op mijn manier inmiddels onderdeel van die gemeenschap. Ontspanning ten top dus. Uiteindelijk prijs ik mijzelf dan toch weer gelukkig, het is de investering waard. Op dit moment…..